In dit college is er veel nieuwe stof behandeld, er is veel verteld over de verschillende hersencentra; de taalcentra bestaat uit vier soorten visuele centra. Ook hebben we het gehad over hoe de hersenen woorden verwerken en hebben we het gehad over verschillende typen lezers. Marja gebruikte een leuke en handige metafoor; ze gebruikte spandoeken om uit te leggen hoe de woorden in je opkomen als je begint te lezen.
Wat heb je daarvan geleerd?
Ik heb dus geleerd dat als je begint met lezen, er in je hoofd allemaal woorden in je hoofd opkomen als een soort spandoeken. Je hersenen kiezen hier dan het juiste woord uit. Bij bijvoorbeeld het woord 'muis', komen ook de woorden 'huis', 'buis' etc. bij je naar boven. Hiervoor moeten ook eerst twee routes ontwikkelt worden; de fonologische route en de lexiale route. Bij de fonologische route wordt de verklanking van een woord vastgelegd, en bij de lexiale route wordt de betekenis aan het woord toegekend. Deze routes heb je dus nodig als je gaat leren lezen of al aan het lezen bent. Ook zijn er verschillende type lezers, te weten; de radende lezer en de spellende lezer. De radende lezen leest alleen het begin van een woord en raad de rest. Deze lezer kiest dus na een paar letters een van de spandoeken die in zijn hoofd zijn opgekomen, zonder het verder nog te controleren. De spellende lezer leest alles klank voor klank. Deze lezer blijft dus ook vaak in de fonologische route hangen.
Ook heb ik geleerd dat hersenen zich ontwikkelen per deelcentra, in je taaldcentrum. Als eerst ontwikkel je het zien van vormen, daarna letters, vervolgens gezichten en als laatste landschappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten